IN RESIDENTIE BROUWERZICHT
KREEG IEDERE INKOMHAL EEN HISTORISCHE NAAM

In Residentie Brouwerzicht kreeg iedere inkomhal een historische naam die verwijst naar de Wilrijkse geschiedenis.

VUURMOLEN
Een vuurmolen was een gewone windmolen voor het malen van graan of het pletten van zaden voor olie, waarvan het aandrijfwerk bij windstilte in beweging werd gebracht door middel van een stoommachine. Hierbij werden de wieken tijdelijk ontkoppeld. Om stoom te verkrijgen had je vuur nodig. In de volksmond werd zulke molen een ‘vuurmolen’ genoemd. De Wilrijkse vuurmolen was gelegen naast brouwerij Compeeren aan de Boomsesteenweg, gekend als de Nieuwe Molen, vandaag te situeren nabij het Pastoor Pauwelsplein.
“In den Nieuwen Vuurmolen”, een café-graanhandel op de hoek met de voormalige servituutweg ‘Bisteweggetje’, huidige Vuurmolenstraat, en de Kleinesteenweg werd uitgebaat door Cornelus (Neelken) Bosschaerts. Hij was werkzaam geweest in de vuurmolen aan de Boomsesteenweg en getrouwd met één van de dochters van brouwer Compeeren. Vandaar de toevoeging “nieuwen” in het uithangbord van de zaak.

ZAVEL
In 1721 voor het eerst vermeld als “eenen draayboom voor een cleyn Leyken”, een zavelachtige weg van de Bist naar de Standonckhoeve uit 1327, hoeve te situeren tussen de Heistraat, Jules Moretuslei en Boomsesteenweg. De Standonckhoeve groeide uit tot een hof van plaisantie. De weg er naar toe, mooi afgezoomd met bomen, werd afgesloten met een poort of draaiboom aan de Bist. Door het verbreden van de Boomsesteenweg in de 18de eeuw werd een groot deel van het domein onteigend en veranderde de naam in Hondsnest, in de volksmond Hofke van Van Dael. De aanleg van de Militaire Baan, de latere Jules Moretuslei, een spoorweg en de bouw van het station in 1878, tekende het doodvonnis van het domein en meteen ook die van het sympathieke “leyken”. De ingekorte Zavellei werd een tijdlang als Nieuwe Straat gecatalogeerd, en op 7 maart 1914 geopend als Koningin Elisabethstraat.

KOLLERGANG
Tijdens de werken op de werf van residentie Brouwerzicht vond men in de ondergrond aan de Koningin Elisabethstraat niet minder dan vijf molenstenen: twee kleine maalstenen voor graan, twee massief granieten kantstenen en een ligger. Kantstenen pletten met de smalle zijkant: een principe dat al bekend was in de Romeinse tijd. De opstelling is bij ons gekend als ‘kollergang’, van het Duitse woord Koller, dat wals of rol betekent. In werking waren beide kantstenen verticaal gekoppeld aan een houten of stalen koningsspil, voorzien van een tandwiel voor de aandrijving. Kantstenen waren perfect geschikt voor het pletten van allerhande producten zoals o.m. oliehoudende zaden. De kollergang vond in onze contreien zijn toepassing in zowel windmolens, watermolens maar ook in rosmolens (aangedreven door een lastdier). De massieve kantstenen zijn vermoedelijk afkomstig van het ‘bitterpeeënfabriekje van De Groof’, een koffie- en peeënbranderij (cichorei) dat vanaf 1901 gevestigd was aan de Zavellei, huidige Koningin Elisabethstraat. Als ode aan dit eeuwenoude maalprincipe kregen de zware molenstenen, in hun originele opstelling een plaats op het voetpad naast residentie Brouwerzicht, aan de Bist met de Kleinesteenweg.

FOORT
In 1860 een gehucht dat via de Varkensmarkt – een niet-officiële benaming voor het grote driehoekige plein ten westen van de Bist – uitmondde op de Kleinesteenweg. Enkele eenvoudige bakstenen huisjes aan de noordzijde met rode en blauwe pannendaken, waren voorzien van een trapgevel. Hier woonde een vijftal wevers. Bij één van de huisjes stond buiten een lang weefgetouw opgesteld. Bij zonnig weer vergaapten nieuwsgierigen, waaronder heel wat kinderen, zich aan het werkende weefgetouw. Langs de zuidkant van de Foort stonden vier schamele huisjes ‘van den arme’, bewoond door arme lieden met een hart van goud. De Foort had iets schilderachtigs, een lang verdwenen Breugeliaans tafereel uit de folklore van Wilrijk.

HANDT GODTS
Oudste vermelding van de brouwerij Vergouwen, gelegen aan de Varkensmarkt, een niet-officiële benaming voor het grote driehoekige plein ten westen van de Bist. In 1492 werd in het dorpscentrum het bestaan van een brouwerij vermeld. Er volgden nog verschillende andere vestigingen aan de Bist, met ronkende namen als brouwerij Leeuwenberg, brouwerij Sint-Sebastiaan, De Oude Brouwerey, enz. In 1669 vermeldde een akte een “stenen huizing wezende brouwery gen. de Handt Godts”. In 1812 baatte brouwer Nagels hier naast de brouwerij ook een jenever-brandewijnstokerij, en een rosmolen uit. Onder het Hollandse bewind (1815-1830) vermeldde een telling uit 1816 vier brouwerijen, twee jeneverstokerijen en één kuiperij. In 1890 waren dat er al vijf. Omstreeks 1864 was de Handt Godts in het bezit van W.F. Vergouwen. Deze brouwer prees de kernachtige kwaliteiten van zijn bier aan op de inkompoort: “Wilt ge geest en kracht behouwen, drinkt dan gersten van Vergouwen”. Residentie Brouwerzicht dankt haar naam aan deze aloude brouwerssite.